Het gezelschap
Allah zegt in de Koran: ”En wees zelf geduldig zoals degenen die hun Heer in de ochtend en de avond aanroepen, zodoende (slechts) Zijn aangezicht zoekend. En wend jouw ogen niet van hen af, omdat je de pracht en praal van het leven op aarde verlangt. Gehoorzaam niet degenen wiens harten Wij achteloos voor Onze overdenking hebben gemaakt. Hij, die zijn eigen lusten volgt in buitensporige zaken” (18, vers 28).
De eerste metgezel van de leerling zal natuurlijk zijn gids zijn. Zijn bezoek is voor hem van groot belang, want hij is zowel een remedie als een zuivere spiegel. In de aanwezigheid van de gids evolueert de zuivering van het hart in een snel tempo, daar deze een model is van heilige waarden, hoe meer de leerling in zijn gezelschap is, hoe meer hij wordt aangemoedigd om zich meer bewust te worden van zijn staat en hierdoor deze waarden te integreren. Daar de gids zijn hart heeft gezuiverd, zijn ego getemd en altijd in aanwezigheid is van God. Dood in zichzelf, weerspiegelt hij pure transparantie van de Goddelijke realiteit. Zijn woorden en gebaren weerspiegelen de bijzondere kwaliteit van deze Aanwezigheid. Door de functie die hem wordt toegekend, hebben zijn gebaren en woorden ook een educatieve betekenis voor de leerling, zonder dat dit noodzakelijkerwijs voortvloeit uit een bepaalde wil. Als een zuivere spiegel weerspiegelt de gids ook het exacte beeld van ons hart, met al zijn ruwheid. Daarom is het van belang om in aanwezigheid van de gids op elke moment niet afgeleid te zijn maar in tegendeel aandacht te besteden aan alle tekens, zowel verbaal als non-verbaal daar hier aanwijzingen kunnen zijn voor de leerling. Sommige schijnbaar onschuldige discussies kunnen kostbare aanwijzingen bevatten: "Zelfs wanneer ik met u over uw tuin praat, praat ik over de Eenheid" , vertelde Sidi Hamza ons. Het bezoek van de gids is ook een belangrijk oriëntatiemiddel. Zijn fysieke vorm blijft een steun van zijn spirituele werkelijkheid, het feit dat hij fysiek wordt ontmoet maakt het mogelijk om de aanwezigheid die hij bewoont beter te begrijpen en zich zo beter te oriënteren op deze werkelijkheid.
Een Soefi-gezegde luidt als volgt: "Hij die alleen loopt, loopt met Satan”. Inderdaad, een eenzame reis laat altijd ruimte voor de suggesties van ons ego, vaak zonder dat we het merken. Het ego heeft een enorm vermogen om het ergste van onze passies te aanvaarden met goede excuses en lovenswaardige bedoelingen. De samenkomst met ander leerlingen helpt ons om ons beter te begrijpen, doormiddel van zeer concrete spirituele gezelschappen. Het is namelijk makkelijk om aan te geven dat men tolerant is, bijvoorbeeld wanneer we alleen zijn. Het is echter zeer moeilijk om dit te reëel te zijn, zeker wanneer men niet akkoord is met iemand over een onderwerp dat ons aan het hart ligt. We kunnen denken dat we behulpzaam zijn en dan ontdekken dat we het toch moeilijk hebben om iemand een dienst te leveren. Of geloven dat we nederig zijn en dan ontdekken dat we ons superieur voelen, misschien juist vanwege die nederigheid. Of geloven dat we genereus zijn en ondervinden dat we het moeilijk hebben om bepaalde zaken af te geven op bepaalde momenten.
Gezelschap gaat niet over de hele tijd samen zijn, maar over samen communiceren. Krachtens dit gezegde "de gelovige is de spiegel van de gelovige", het gezelschap met andere leerlingen helpt ons om beter inzicht van onszelf te krijgen. De gesprekken met de leerlingen zijn van onschatbare waarde daar de educatie van de gids daar het werk van is. Daar ieder gevoed is door hem, onthult hij via ieder een modaliteit van de aanwezigheid eigen aan hem, zoals een herinnering. Bovendien komt de Arabische term die gebruikt wordt om deze gesprekken aan te duiden (muddhakara) van dezelfde stam als het woord dhikr. Elke leerling vertegenwoordigt een facet van de gids. Door elkaar geleidelijk aan te leren kennen, door met elkaar uit te wisselen, zoals onbaatzuchtige medereizigers die gewoon in dezelfde richting gaan, leren de leerlingen de vorm van hun eigen ego kennen, en versterken ze elkaar op het spirituele pad van God. Wanneer de ene moeilijkheden ondervindt, steunen de anderen hem. Bepaalde begrippen zoals broederschap, solidariteit, wederzijdse hulp, nemen binnen de gemeenschap snel een zeer concrete vorm aan. En omdat ieder er alleen voor God is, komt de Goddelijke Hulp er om deze dingen gemakkelijk te maken, volgens de woorden van God uit monde van zijn Profeet: ” Mijn Liefde is toe te schrijven aan allen die elkaar in mij liefhebben”. Het betreft geen moraal of een inspanning maar een natuurlijke uitwisseling, een gevoel dat in het hart groeit van de leerling, die met de tijd bewust wordt dat de educatie van de gids hier het werk is. Deze unie van harten is iets heel krachtig, dat onafhankelijk van onze wil gebeurt en dat alle relaties vergemakkelijkt. Onverklaarbare en spontane vreugde heerst het vaakst onder het gezelschap van foqqaras, zonder dat het aan een precieze oorzaak kan worden toegeschreven. En de wrijving zelf, die altijd kan ontstaan tussen de leerlingen, maakt deel uit van het polijsten van het hart. Net als de vingers van het hand wrijven de leerlingen soms, maar blijven ze altijd verenigd, omdat ze aan dezelfde hand vastzitten.
Om de strijd aan te gaan tegen ons ego, dient individualisme overwonnen te worden. Zichzelf voorbij lopen om in dienst te staan van een realiteit die ons te boven gaat, de voorkeur hebben om iets aan iemand anders te geven dan zichzelf, speelt een belangrijke rol voor de spirituele educatie. Het pad is een spirituele gemeenschap waarbij men tegelijkertijd geeft en neemt. Zoals een soefi zei ” Geef wat er in uw zak zit, en God zal je geven wat er in het mysterie zit”. Er is altijd eerst de daad om te geven en dan, als gevolg daarvan, het ontvangen om vervolgens te geven. Dit is de betekenis van de eerste hadith qudsi die werd onthuld: "Geef, en ik zal je geven". Maar als we geven, is dit volgens het Evangelie gezegde "dat onze rechterhand niet weet wat onze linkerhand doet”, om te vermijden dat onze ego ons gift toeschrijft voor zijn eigen bestwil en om de eer voor op te strijken.
Eén van de vormen van giften zijn activiteiten die we ontwikkelen binnen de gemeenschap. Het bestaansrede van de gemeenschap en alle relaties die hieruit voortvloeien komen uit de aanwezigheid van de gids, die de toestemming heeft om de sirr te communiceren. De relaties binnen de gemeenschap ontwikkelen zich rondom het bestaan van dit geheim, en deze goedkeuring. De sirr is zoals het fontein die in het midden is, die alles rondom haar irrigeert, met andere woorden, onze harten, onze relaties, ons gedrag, ons attitude, en meer… Sidi Hamza zei vaak “de gids geeft geboorte en de leerlingen onderwijzen”. Natuurlijk onderwijst de gids maar hier wordt benadrukt dat de sirr geboorte geeft aan zaken. Het is zoals water ,die stroomt, en de leerlingen zijn zoals tuinen die haar doen banen tot de plaats waar deze moet zijn, zodat deze haar vermogen kan communiceren en de kracht heeft om te transformeren. De gemeenschap heeft dus een rol, ze is er om een functie te vullen. Rondom deze centrale fontein en belangrijkste sirr, zijn er verschillende kanalen die zich vestigen, en elk van hen dient het verkeer van de sirr te vergemakkelijken. De leerling die dit kanaal is, deze transmissieband, wordt tegelijkertijd degene die ontvangt en degene die geeft. Vanaf het moment dat hij gehecht is aan het spirituele pad en aan het werk dat daaruit voortvloeit, ontvangt en zendt hij de sirr uit, of hij zich er nu bewust van is of niet. Daarom moet men nooit denken dat er mensen of dingen zijn die belangrijk zijn en anderen niet. Iedereen is belangrijk omdat iedereen deze sirr draagt en doorgeeft; iedereen heeft in zekere zin zowel deze genade als deze verantwoordelijkheid. De termen Lalla en Sidi, die in het spirituele pad worden gebruikt om respectievelijk de vrouwelijke en mannelijke leerlingen aan te duiden, zijn een constante herinnering aan dit respect en belang dat aan elke persoon moet worden gegeven: als ze door Madame of Monsieur vertaald zouden worden, dan zou het klinken volgens de uiterst respectvolle connotatie “Monseigneur” uit het oud-Frans. Elke persoon, waar hij of zij zich bevindt, zal daarom zijn of haar best doen om zo transparant mogelijk te zijn, opdat zij geen plaats maken voor retentie of niet-mededeling van de sirr. Tegelijkertijd zijn er, zoals in alle tuincentra’s, regels en functies waarmee rekening moet gehouden worden , zodat de sirr ook op de meest extreme plaatsen gecommuniceerd kan worden, iedereen kan aanraken en irrigeren. Dit is wat de relaties tussen de leerlingen moet animeren. Iedereen is een levende bemiddelaar voor de andere. Elk, door zijn houding en zijn gedrag, vergemakkelijkt deze stroming; de sirr gaat van de ene naar de andere. En het is gepast om aandacht te hebben voor het kleinste detail dat in de weg zou kunnen staan, want we staan ten dienste van iets dat ons te boven staat.
Het gezelschap is dus ook een middel om naar God toe te reizen, om naar deze ultieme bron te gaan. De succesvolle transparanties van de ene en de andere zorgt ervoor dat de leerlingen steeds meer met elkaar verbonden zijn. De volmaakte transparantie is het hart van de Gids, daar dit hart alle afgoden heeft afgeworpen en is teruggekeerd naar de staat van absolute dienstbaarheid, de staat waarin men werkelijk een dienaar van God is. Zich oriënteren naar de gids, is zich oriënteren naar deze transparantie, dit absorberen zodat we dit aan andere kunnen communiceren. Als we ons eraan overgeven, verpletteren we ons ego en laten we het ons niet langer beïnvloeden. In plaats daarvan laten we haar verlagen, laten we haar los en dan dragen wij bij tot het overbrengen van iets. We streven ernaar om levende banden te ontwikkelen opdat men elkaar kan helpen groeien: door anderen te helpen groeien, groeien we zelf ook; door te geven, ontvangen we zelf. Dit is de ware betekenis van gezelschap, voorbij de pure psychologische en externe aspecten die inherent zijn aan het functioneren van elke menselijke groep.